Cultuur
•
Cultuur
•
Traditionele dansen, muziek, theater
•
Literatuur
•
Beeldende kunsten
•
Ambachtskunst
Allerlei invloeden zijn terug te vinden in het culturele leven van het Maleisië van vandaag: invloeden uit Zuidoost Azië, maar ook uit China, India en Arabië, en invloeden voortvloeiend uit koloniale en moderne tijdperken van de westerse wereld. Veel tradities leven echter ook nu nog voort, de Pekingopera bijvoorbeeld. De meer dan 1000 jaar oude traditie van het Indonesische schaduwspel wordt even zeer gewaardeerd als de concerten van getalenteerde Maleise popgroepen. De nakomelingen van de vroegere immigranten is er veel aan gelegen om de eigen cultuur hoog te houden.
Tot circa 1500 n.C. werd het Maleis Schiereiland voornamelijk beïnvloed door Indische en pre-islamitische beschavingen. Daarna had de islam beslissende invloed op geloof, opvoeding en kunst. De erfenis van de Portugezen en Nederlanders is alleen nog maar te herkennen aan een paar leenwoorden in het moderne Maleis, aan de muziek en aan een handjevol overgebleven gebouwen.
Pas in de 19de eeuw ontmoetten de Westers-Engelse leefstijl en Aziatische beschavingsnormen, vooral die van de geïmmigreerde Chinezen en Indiërs, elkaar op Maleis grondgebied. Maar de beschavingen gingen niet door elkaar heen lopen. Tijdens de lange zoektocht naar een nationale identiteit staat een door de Maleise meerderheid gesteunde stroming nadrukkelijk een bumiputra-maatschappij voor, terwijl de niet-bumiputra juist oproepen tot assimilatie.
In het moderne Maleisië valt op dat de verschillende beschavingen eerder geïsoleerd naast elkaar voortbestaan. Vooral de Indiërs en Chinezen, maar ook de volken van Borneo verzetten zich tegen een homogene Maleis-Islamitische beschaving. Naar buiten toe lijkt het alsof de bonte mengeling van tradities, volksgebruiken en kunstvormen in harmonie kan bestaan.
Iedere etnische groep weet zijn zelfstandigheid te handhaven, zonder dat de groepen elkaar onderling echt nader komen. Van overheidswege streeft men op dit moment ook niet zozeer naar wederzijds begrip, maar wel naar een zeker respect voor elkaars verschillen.
Zo mag de bezoeker niet verwachten dat er één Maleisische cultuur is of één soort kunst die voortgekomen zou zijn uit een soort nationaal gevoel. Altijd dient hij of zij rekening te houden met de historische achtergronden en het etnisch-cultureel milieu, bijvoorbeeld bij dans-, muziek- en toneeluitvoeringen, bij literatuur, bij sportwedstrijden, en bij de aankoop van ambachtelijke kunstvoorwerpen.
Traditionele dansen, muziek, theater
Fascinerend zijn de klanken van een gamelan, een orkest dat te horen is tijdens concerten, maar ook wereldlijke en culturele dansen of theatervoorstellingen begeleidt. Een gamelan bestaat soms uit wel twintig verschillende instrumenten: bronzen gongs, xylofonen, meetallofonen, trommels, het vioolachtige strijkinstrument rebab, de citer tjalempung en de bamboefluit suling.
De onvergetelijke klank inspireerde zelfs Europese componisten als Debussy en Orff. De melodieën van de gamelanmuziek worden niet genoteerd. Ze combineren oriëntaals-Arabisch klinkende melodieën met Indisch-Indonesische elementen. Vooral in Noord-Maleisië is de Thaise invloed onmiskenbaar. In avant-gardistische composities durft men zelfs jazzideeën in de muziek te verwerken. De werkelijke dramatische eigenschappen van een gamelan komen echter tot uitdrukking als het een danstheater begeleidt.
"De ziel van het land" noemt de in Kuala Lumpur woonachtige schrijver Yahaya Ismail de Maleisische dansen. De meesten komen voort uit het dagelijkse leven en worden steeds weer op feesten gedanst.
Geliefd zijn bijvoorbeeld in West-Maleisië de tarian asli, de betelnootdans, of de tarian balai, waarbij in Terengganu de meisjes met denkbeeldige rijstgeesten om vrolijke paraplu's heen dansen. Tot de hoofse dansen behoort de tarian asyk. In de oorspronkelijke vorm wordt hij gedanst door de meisjes van Kelantan en Patani tijdens de ceremonieën in de sultanpaleizen. Mannen en vrouwen dansen in Kedah de tarian cinta sayang, een vissersdans die geluk bij de vangst en een veilige terugkeer afsmeekt. De tarian kuda kepang is een dans uit Java waar leren paardjes aan te pas komen. Volgens de legende verhaalt hij van negen heiligen die een belangrijke rol speelden tijdens de islamisering op Java. Een zeer populaire dans is de ronggeng met Portugese elementen. Eigenaardig is de inleiding van de dans: de acteurs, meisjes en jonge mannen, dragen gedichten voor.
De danstheaters zijn buitengewoon expressief. Zo ook het traditionele ma'yong, de oudste vorm van het Maleise dansdrama dat muziek, theater, pantomime, komedie, gedichten en gezang combineert. In de moderne variant is het ook wel eens een zuivere balletuitvoering. Uit pre-islamitische tijd stamt ook het main puteri. Hier zoeken de uitvoerenden contact met de wereld der geesten. Een belangrijke rol speelt daarbij de pawang, de sjamaan.
Het schaduwspel wajang koelit uit Java is een hindoeïstische traditie en vooral populair aan de oostkust van West-Maleisië. De tuk dalang, de speler, beeldt met zijn lederen poppen de hindoe-epen van Ramayana en Mahabharata, de hikayat (sprookjes) van Seri Rama of de van Bharatayudha uit.
Van de Chinese dansen worden de Lion Dance en de Dragon Dance het vaakst opgevoerd. Bij de eerste dans doet de acteur een leeuwenpak aan. Een andere danser beweegt het lichaam van het roofdier. Twee anderen bootsen clowns na die de leeuw voor de gek houden. Populair is ook de drakendans die goed getrainde mannen dansen in een monster van papier, bamboe en stof.
Beroemd zijn de Pekingopera's. Deze theatervorm is moeilijk te volgen voor westerse toeschouwers. Toch is een uitvoering altijd bijzonder indrukwekkend vanwege de snerpende klanken die de gedanste pantomime en de acrobatische kunststukken begeleiden.
Van de vele Indische dansen zijn in Maleisië vooral de Tamil varianten bekend. De klassieke Indische instrumentale muziek wordt minder uitgevoerd. De sjiieten laten wel eens hun levendige, indrukwekkende groepsdansen zien uit hun geboortestreek Punjab.
Niet op de laatste plaats zijn er de kleurrijke oogstdansen van de Iban, Kadazan en andere etnische groepen in Oost-Maleisië.
In de Maleise literatuur gelden de hindoevertellingen van Ramayana en andere epen als historische meesterwerken. Hoewel inscripties gevonden zijn uit de 14de eeuw is literatuur toch eeuwenlang voornamelijk oraal en met de hand geschreven overgeleverd. Drukpersen kwamen pas met de Engelsen in de 19de eeuw naar Maleisië.
Een van de oudste dichtvormen heet Pantun, een vierregelig vers. De eerste twee regels gaan over algemene zaken, daarna formuleert de dichter het eigenlijke thema. Pantun-verzen zijn ook vandaag nog populair en worden bijvoorbeeld voorgedragen als felicitatie bij onder andere verlovingen, trouwerijen en verjaardagen.
Met de verspreiding van de islam werden naast geschriften over de profeet ook andere belangrijke werken uit de Arabische en Perzische cultuur vertaald en bewerkt. Vroege Maleise geschriften zijn de Serajah Melayu, Maleise jaarboeken die op een interessante manier de vroegere sultans van Malakka, Johor, Pahang en Perak portretteren. Ook de hikayat Hang Tuah, de sprookjes over de daden van de volksheld Hang Tuah, behoren tot de oude werken.
De moderne literatuur begint met Munshi Abdullah (1796-1854), de eerste schrijver die zich ook bezig hield met het dagelijkse leven van de Maleiers
In de jaren dertig van de 20ste eeuw ontstond het literaire genre van de korte romans die tegen het kolonialisme gericht waren en later ook maatschappijkritische thema's behandelden.
Sommige hedendaagse schrijvers van Maleisië, zoals de dichter Ee Tiang Hong, schrijven over hun eigen identiteit, maar ook over die van het jonge land. Ze zien in de postkoloniale literatuur die pas met de onafhankelijkheid kon opbloeien hun kans om uit de maatschappelijke isolatie te komen. De rassenonlusten van 1969 vormden voor veel schrijvers aanleiding om een nieuw begin te maken met de zoektocht naar een nationaal zelfbesef. Zo trachtten Ahmad Samad Said en Usman Awang, een lid van de schrijversgeneratie van de jaren vijftig, in hun gedichten het etnische chauvinisme te overwinnen.
Het officiële cultuurbeleid schrijft weliswaar unificatie voor, maar bedoelt daarmee Maleise cultuur. Schrijvers uit de niet-Maleise bevolkingsgroepen - toch bijna de helft van de totale bevolking - moeten zich aanpassen of blijven geïsoleerd. De Indische dichter Cecil Rajendra stelt zich te weer en roept op tot intercultureel begrip. Een twistpunt onder de schrijvers is ook het gebruik van de nationale taal. Boeken in het Engels zijn omstreden, zoals die van Muhammed Haji Salleh. Voor de een levert hij geen enkele bijdrage aan de nationale literatuur die beheerd wordt door de Dewan Bahasa dan Pustaka (Orgaan ter Bevordering van de Nationale Taal). Anderen zijn juist weer onder de indruk van hem omdat hij als vertegenwoordiger van een vreemde cultuurkring de Engelse taal nieuw leven inblaast. Salleh ziet zichzelf als kind van een culturele schizofrenie en beschouwt beide talen als legitieme talen. Tegenwoordig schrijft hij dan ook in het Bahasa Malaysia.
Internationaal bekend zijn slechts weinige Maleisische auteurs zoals bijvoorbeeld de romanschrijver Samad Said wiens boeken ook vertaald zijn in het Engels.
Tot over de grenzen populair is de satirische, maar tegelijk gevoelige beeldspraak van Lat, zoals het pseudoniem luidt van de succesvolle karikaturist Mahammad Nor Khalid. In zijn tekeningen wordt vaak ook het toerisme op de hak genomen. Ze verschijnen in de New Straits Times en worden ook wel gebundeld.
Zoals de schrijvers zijn ook de beeldende kunstenaars sinds de onafhankelijkheid bezig met een zoektocht naar hun identiteit. Al te lang wilde men zich aanpassen aan de westerse normen en stromingen. De techniek van schilderen op doek was uit het westen gekomen, en ook de landschapsschilderkunst was overgewaaid uit Europa. De klassieke Expressievormen van de beeldende kunst in Maleisië zijn echter zilver- en goudsmederij, houtsnijwerk en brons.
Ook de Chinese kalligrafie had invloed op de traditionele kunst en werd door de in 1938 in Singapore gestichte Nanyang Academy of Fine Arts nieuw leven ingeblazen.
Met de naoorlogse generatie werd een begin gemaakt met de hedendaagse Maleisische schilderkunst. Belangrijke schilders uit die tijd zijn Chuah Thean Teng en Mohammed Hosessin Enas die in Pinang werkten. Chuah werd geïnspireerd door Gaugin en Picasso. Enas, die uit Indonesië was gekomen, schilderde meer in de Nederlandse traditie. De westerse oriëntatie duurde voort tot in de jaren tachtig, maar dat ging wel hand in hand met discussies over de culturele identiteit.
De eerste die het vinden van een identiteit tot uitdrukking bracht door een verbondenheid met een bepaalde streek was Abdul Latif Mohidin. Hij werd in de jaren zestig in Berlijn beïnvloed door Paul Klee en Kandinsky. Syed Ahmad Jamal vertegenwoordigde het abstracte expressionisme. Later hield hij zich bezig met zijn volk en de Maleisische mythen en legenden.
De New Scene group wil sinds 1969 als tegenwicht van het abstracte expressionisme esthetische en inhoudelijke waarden overbrengen. Een van de oprichters, Sulaiman Haji Esa, beschouwde islamitische filosofie en geometrie als "kenmerk van alle goede kunst". Heel anders is weer het werk van Ibrahim Hussein. Na een verblijf in Engeland en de VS raakte Ibrahim Hussein geïntresseerd in pop-art en begon hij met behulp van typografie, collages en schilderijen regionale en maatschappijkritische thema's uit te beelden. De kunstenaar Choong Kam Kow op zijn beurt ontleent veel van zijn ideeën aan de cultuur van etnische beschavingen.
In het hele land is ambachtskunst een oude traditie en van een hoog niveau. Klassieke materialen voor het vervaardigen van wapens en sierraden zijn goud en zilver, brons en ijzer. Er is een grote keus uit allerlei houtsnijwerk, voorwerpen van bamboe, lederwaren, vlechtwerk van palmbladeren en aardewerk.
Tot de meest indrukwekkende creaties van Maleise ambachtskunst behoort de kris ofwel keris, een dolk met een lemmet dat aan beide zijden scherp en soms ook golvend is. Tegenwoordig worden krissen niet meer als gevaarlijk wpaen gebruikt, maar het zijn wel nog symbolen van macht. Het zijn regalia en ze worden gedragen tijdens ceremonieën, zoals de kroning van een koning of sultan. Buitengewoon waardevol is de collectie van het Muzium Negara in Kuala Lumpur.
In Kelantan en Terengganu wonen talloze zilver- en goudsmeden. Tinnen voorwerpen worden gemaakt in Perak en de omgeving van Kuala Lumpur.
Getalenteerde houtsnijders zijn niet alleen onder de Maleiers te vinden, maar ook bij de Orang Asli en de etnische volken van Borneo. De versieringen van paleizen en Maleise huizen, met name in Kelantan, Terengganu, Perak en Malakka, zijn opmerkelijke voorbeelden van houtsnijversieringen.
Terwijl de Maleise kunstenaars overwegend planten- en arabeskemotieven vervaardigen, zien we dat de houtsnijders in Oost-Maleisië en de Orang Asli bij voorkeur maskers en beelden maken die mensen, geesten of dieren moeten verbeelden.
Gebatikte weefsels en stoffen van zijde en songket (brokaat) behoren tot de meest populaire souvenirs. Boeiend is ook een bezoek aan een batikfabriek waar je het ingewikkelde batikproces kan volgen. Doordat het hele proces van het batikken, waarbij het weefsel eerst met was bedekt wordt en dan in een verfbad gedompeld wordt, vereenvoudigd is, zijn de decoratieve stoffen tegenwoordig heel voordelig.
In deze categorie:
•
Religie
•
Religieuze feesten
•
Eten in Maleisië
•
Gezichtsverlies
•
Winkelen
•
Reistips
Aanverwante pagina's:
•
Sandra Knuyt, Vlaams artieste in Kuala Lumpur
•
Gerard van den Oetelaar, Nederlands artiest
•
Naslagwerken