Het land
•
Het land
•
Klimaat
•
Flora
•
Het dierenrijk
•
In de marge
West-Maleisië, op het Maleisische schiereiland, strekt zich uit van Thailand in het noorden tot Singapore in het zuiden.
In de Zuid-Chinese Zee ligt op 600 km afstand Oost-Maleisië, dat wordt gevormd door de staten Sarawak en Sabah, die op het
eiland Borneo liggen. Samen vormen ze de natie Maleisië, dat uit dertien staten bestaat - Johor, Negeri Sembilan, Malakka,
Pahang, Terengganu, Kelantan, Perak, Perlis, Kedah, Selangor, Penang, Sarawak, Sabah en de federale gebiedsdelen Kuala
Lumpur, Labuan (Borneo) en Putrajaya.
De bergen van de Banjaran Titiwangsa, ofwel de grote bergketen, die zich uitstrekt van de Thaise grens tot aan Negeri
Sembilan, vormen de belangrijkste ruggengraat van West-Maleisië en scheiden het westelijke en het oostelijke gedeelte van
elkaar.
Door de natuurlijke gesteldheid van het land en de zware regenval stromen er door Maleisië tal van rivieren. Ze vormen nog
steeds de belangrijkste wegen van vervoer, vooral in de landelijke gebieden. Aan de westkust van West-Maleisië, in Sarawak
en Sabah, liggen de alluviale kustvlakten, vaak omzoomd door mangrovemoerassen. Daarachter bevind zich het bergachtige
binnenland. Aan de oostkust van het schiereiland liggen lange stroken zandstrand, van Kelantan in het noorden tot aan
Johor, helemaal in het zuiden.
Maleisië ligt dicht bij de evenaar en er heerst dan ook een overwegend tropisch klimaat. De temperaturen zijn het hele jaar
door hoog, gemiddeld 28°C in de laaglanden bij de kust. Alleen in de bergen heerst er een iets koeler klimaat. De
luchtvochtigheid is hoog, gemiddeld 80 procent. De noordoostmoeson waait over de Zuid-Chinese Zee van oktober tot maart en
zorgt voor hevige regenval aan de oostkust van West-Maleisië, Sarawak en Sabah. Kedah en Perlis, die te ver naar het
noorden liggen om invloed te ondervinden van de noordoostmoeson, kennen in deze tijd een droge periode. De zuidwestmoeson
tussen mei en september zorgt voor droger weer in het hele land, met uitzondering van de westkust, waar wel enige regen
valt in de tijd van het jaar. Zelfs gedurende de natste maanden regent het zelden de hele dag, maar toch kan het voor
ongemak zorgen tijdens een trektocht of safari.
Ongeveer viervijfde van het landoppervlak van Maleisië is bedekt met tropisch regenwoud. De vegetatie wisselt al naargelang
de hoogte van het land. Het regenwoud bestaat uit zoetwater-moerasbossen met mangroven en nipa-palmen in de alluviale
kustgebieden, diterocarpe bossen in het laagland en heide- en bergbossen in de heuvelachtige en rotsachtige streken, vooral
in Sarawak en Sabah. Wilde orchideeën en andere kleurige bloemen komen hier wel voor, maar zijn vaak verborgen in het dikke
groene lover van het bos of groeien boven het brede bladerdak van de bomen. Het tropisch regenwoud in Maleisië bevat een
bijzonder groot aantal plantensoorten: naar schatting 8000 bloeiende planten, waarvan 2500 bomen. Op het land dat eerder
ontgonnen was ten behoeve van de landbouw groeit tegenwoordig het grove, lange olifantsgras (lallang), terwijl in de stedelijke
gebieden regenbomen en opvallende struiken met kleurige bloemen geen zeldzaamheid zijn.
Het regenwoud van Maleisië
De rijke vegetatie van het regenwoud brengt met zich mee dat er ook een groot aantal in het wild levende dieren is te
vinden. De meest uiteenlopende soorten apen slingeren door de toppen van de bomen en hun geschreeuw wordt afgewisseld door
het maniakale gelach van de neushoornvogel, het gegrom van wilde zwijnen en het onophoudelijke getsjirp van cicaden en
krekels. Slangen en grote wilde dieren ziet men zelden in de Maleisische wouden en toeristen moeten veel geduld oefenen om
een tijger of een luipaard te betrappen. In het Taman Negara National Park in Pahang kunnen bezoekers in speciale
uitkijkposten plaatsnemen om een glimp op te vangen van de wilde dieren.
Van de vleeseters is de tijger de trots van Maleisië; hij staat afgebeeld op het wapen van het land soms kan men luipaarden
en andere wilde katachtigen zien en aan de rand van dorpjes wordt soms de civetkat aangetroffen. De Maleise beer is
de grootste omnivoor van Maleisië en men mag er alleen met een speciale vergunning op jagen. De Aziatische olifanten,
die kleiner zijn dan hun Afrikaanse soortgenoten, zijn vrij talrijk. Ze trekken rond in kudden en staan erom bekend dat ze
grote schade toebrengen aan fruitplantages. Het grootste wilde rund ter wereld, de gaur of seladang, wordt minder vaak
waargenomen. Het dier kan een gewicht bereiken van wel 1500 kg. De Sumatraanse neushoorn en de tapir (die er uitziet als
een wild varken met een slurfachtige neus) zijn beschermde diersoorten. Behalve deze flink uitgevallen zwaargewichten komen
er ook kleinere dieren voor, waarvan we noemen: herten, vleermuizen, varkens en een groot aantal soorten apen, waaronder de
lampongaap (laponder), die in het oostelijke kustgebied wordt getraind in het plukken van kokosnoten. Orang oetans en
neusapen (die ook bekend staan onder de naam orang Belanda, wat 'Hollander' betekend, wat wel aangeeft hoe men dacht over
de uiterlijke schoonheid van de vroegere Hollandse kolonisten) leven alleen in de wouden van Sarawak en Sabah. Amfibieën en
reptielen, zoals krokodillen, varanen, kikkers en zeeschildpadden, komen op grote schaal voor. De beroemdste zijn de
lederschildpadden, die men vindt aan de stranden van Rantau Abang in Terengganu. Ten slotte komen er in Maleisië meer dan
honderd soorten slangen voor en een groot aantal insecten en andere tropische ongewervelde dieren.
Maar liefst 620 vogelsoorten leven permanent of voor een deel van het jaar op het Maleisische schiereiland. Een populaire
plaats om die vogels te observeren is Fraser's Hill, 99 km ten noordoosten van Kuala Lumpur. De bergwouden hier zijn een
geschikt leefmilieu voor zowel vogels uit het laagland als uit de berggebieden, bovendien vormen ze een belangrijke
rustplaats voor trekvogels uit Noord-Azië. Meer dan 70 soorten standvogels leven boven de duizendmetergrens; ze zijn over
het algemeen fel gekleurd en luidruchtig. Maar het spectaculairst van alles is het fenomeen de 'vogelgolf' als het tot dan
toe stille woud plotseling wordt opgeschrikt door het gekrijs van een vlucht vogels.
Als u een nationaal park of een natuurreservaat bezoekt, moet u proberen er ook een keer te overnachten. De accommodatie is
meestel zeer eenvoudig, maar de dieren zijn vooral 's morgens vroeg en laat in de middag actief.
Pelandok en kancil zijn de lokale namen van de kleine kantjil, een dwerghert van ongeveer 20 cm, dat eigenlijk helemaal
geen hert is. In de Maleisische folklore is het dier echter heel belangrijk: het speelt een heldenrol in veel verhalen en
is veel grotere dieren vaak de baas door zijn slimheid en moed. Volgens de legende stichtte prins Parameswara de stad
Melaka op de plek waar hij getuige was dat een kantjil een van zijn jachthonden versloeg. De kleine kantjil is tegenwoordig een beschermde diersoort.
In deze categorie:
•
Algemeen
•
Het volk
•
Geschiedenis
•
Regering en economie